Molen

Openingstijden in het seizoen iedere zaterdag, en op afspraak, de molenaar zal de bezoekers graag uitleggen wat deze uit 1807 stammende molen zo speciaal maakt.
David de Putter 0115-563671

Molen EBEN HAEZER, Pootersdijk 4, Spui.
Kleine ronde stenen bovenkruier, beltmolen. Draait regelmatig in de zomermaanden.

Zot van wind in de wieken

Spui - Op afstand lijkt het een bedaarde beweging, verstild bijna door het penseel van een oude schilder. Je weet dat de wind de motor is, zonder het te ervaren. Dichtbij is het een heel andere belevenis. Veel sneller dan je vijf minuten geleden nog dacht, haast duizelingwekkend, komen de machtige molenwieken langszoeven. Zoeven. Dat geluid.
 
Geen wonder dat molenaar Jan Arij Cappon (45) uit Axel zegt vooral op het gehoor te werken. "Ik doe bijna alles op het geluid. Je hoort het gewoon als er te veel wind staat, je weet wanneer je op vier volle zeilen kunt draaien of wanneer je de steen (die het graan daadwerkelijk maalt, JJ) kunt bijsteken."
Luister binnen in de ronde romp maar eens mee als de molen in bedrijf is. Als de zware as het radarwerk in beweging zet, als de tandwielen gretig in elkaar grijpen, als de molensteen gaat draaien en het graan verpulvert, als het meel naar beneden in de zakken roetsjt, dan knarst en kreunt, ritselt en rammelt heel dit fabriekje.
En het komt zomaar aangewaaid. "Wij leven van de wind", grijnst molenaar Ko Cappon (71) uit Zaamslag. Geen wonder dat ze zo dikwijls naar de lucht staan te turen en dat je vroeger molenaars had die 's nachts een klompje aan het raam bonden. "Als het ging waaien, tikte dat klompje tegen het glas. De mulder die daar wakker van werd, wist genoeg: uit de veren en aan het werk, op welk uur van de nacht ook."
 
Genen
 
Geen wonder dat dit bijzondere vak een dynastie van molenaars kan opleveren. Zoals de Cappons. "Het zit in de genen", zegt Ko Cappon meer dan eens, maar een nadere verklaring blijft aanvankelijk hangen in de frase 'ik ben nu eenmaal zot op windmolens'. Pas later in het gesprek komt hij met een beeld dat beklijft.
"Een ander gaat zeilen op de Westerschelde. Hij voelt de kracht van de wind in de zeilen, maar moet het schip wel onder controle houden. Zo gaat het bij ons ook. Proberen de krachten van de natuur, die zo sterk is, te beheersen, daar draait het om. Daarom is elke molenaar ook een soort weerman." Jan Arij vult aan: "Het is bovendien een prachtige techniek, waarvan het principe nu nog zijn toepassing vindt in allerlei industrieën."
Ook nu niemand meer de kost kan verdienen op een windmolen, en ook zij dus van hun beroep een hobby hebben gemaakt, blijven de Cappons molenaars in hart en nieren. Vader Ko, de vierde generatie, draait eens in de week de molen Eben Haëzer op Spui, zoon Jan Arij, de vijfde in de rij, doet het sinds twee jaar op de gerestaureerde stadsmolen van Axel.
 
Wortels
 
Axel, dat was een buitenkansje. Terug naar de wortels van de molenaarsdynastie.
In 1857 verhuist grondlegger Jan Cappon van Nieuwvliet naar Axel. Hij begint er op de oude houten standaardmolen op de wallen, maar laat die, aangespoord door toenemende bedrijvigheid, al zes jaar later vervangen door een forse stenen beltmolen, de Korenaar.
Met de geestdrift die heel het gesprek kenmerkt, tovert achterkleinzoon Ko de veelzeggende foto van eind negentiende eeuw meteen tevoorschijn. Portret van een dynastie!
Voor de imposante molen poseert een trotse en al bejaarde Jan Cappon te midden van kinderen en kleinkinderen. Het kind links op de foto is Ko's vader Jan Arij (typische familienaam die nu nog voortleeft in de vijfde generatie). Hij moet tot 1923 wachten om de molen over te nemen van zijn vader Charel, Ko's opa.
Jan Arij heeft drie zoons en weet ze allemaal aan het malen te krijgen. De oudste vertrekt naar Vlissingen, waar hij één van Zeelands opvallendste molens draaiende houdt, die op de zeedijk. Ko's broer Piet neemt het bedrijf in Axel over, Ko zelf betrekt in 1965 de maalderij aan de Axelsestraat in Zaamslag. Daar heeft wel een molen gestaan, maar die is dan allang verdwenen.
Zo heeft Ko, misschien wel de grootste liefhebber van windkracht, het eigenlijk het slechtst getroffen. Hij moet malen op een dieselmotor. Zonder windmolen. Maar later is het lot hem gunstiger gezind. Als midden jaren zeventig de molen van Spui is gerestaureerd, terwijl de plaatselijke molenaar Van Dixhoorn een dagje ouder wordt, neemt Ko Cappon Eben Haëzer onder zijn hoede.
Zijn vader - geen zachtzinnige leermeester - heeft hem gekneed in het vak van windmolenaar. De genen doen de rest. Met plezier laat hij de molen van Spui nu eens per week 'voor de prins draaien', zoals molenaars het noemen als de wieken de molensteen niet in beweging zetten en er dus geen meel wordt geproduceerd. Het gaat om het plaatje, waarbij Ko Cappon feitelijk optreedt als toeristische gids.
Op één molendag telde zijn vrouw onder de bezoekers eens zeventien nationaliteiten. "Hij is op foto's en dia's de hele wereld rondgegaan", vertelt ze trots. "Ik zou wel al die talen moeten spreken", zegt hij zelf. "Maar ja, als ik die had geleerd, had ik nooit mulder kunnen worden."
 
Neergang
 
De tijd dat de molenaar zich kon rekenen tot de welgestelde notabelen is intussen voorgoed voorbij. Ko maakt de neergang mee, al kan-ie er zelf jarenlang nog wel van leven. Hij vermaalt graan tot baktarwe en veevoer, trekt de polder in om de grondstof op te halen en het eindproduct af te leveren, begint, als de economie van het platteland dat vereist, samen met broer Piet een nieuwe maalderij aan de Axelse Sassing.
Maar dan hebben grote meel- en diervoederfabrieken de functie van de plaatselijke molenaar feitelijk al overgenomen, de windmolen degraderend tot een cultuurhistorisch relict voor hobbyisten.
Bij zijn broers komt dan ook een einde aan de molenaarsdynastie. In Vlissingen maalt al jaren geen Cappon meer, zijn broer in Axel ziet de door grondlegger Jan gebouwde Korenaar in 1960 bezwijken onder een windvlaag, verhuist later naar de Sassing, doet de maalderij daar over aan zijn zoon die het bedrijf eind jaren negentig, als oom Ko zich allang heeft teruggetrokken, verkoopt aan een coöperatie.
Voor zijn kinderen ziet ook Ko er geen brood meer in. Zoon Jan Arij gaat naar de hotelschool. Hij werkt nu ook parttime in de horeca. Maar hij blijkt toch de molengenen van zijn vader te hebben. Niet alleen begint hij onder Axel een graan- en diervoerderhandel, ook leert hij op Spui de kneepjes van het molenvak. Cursussen? "Nee, die wijsheid gaat van vader op zoon."
Als dus in 2000 de restauratie van Axels fraaie stadsmolen klaar is, staat er ook een geoefende molenaar klaar om hem in bedrijf te nemen. Het is cultuurhistorisch toerisme ('leuk hoor, alleen jammer dat ze overal aanzitten'), maar Jan Arij draait niet 'voor de prins'. Hij produceert in Axel wel degelijk meel en veevoer, met name voor zijn eigen handel. "En dat hoop ik nog verder uit te bouwen."
Bij hem is de traditie in goede handen. "Hij maalt nog een betere zak meel dan ik", zegt de trotse vader, die de genen herkent waar ze voor de dag komen.
 
Heerlijk molentje
 
Ook op het uitstapje naar Spui en Axel doen ze niet voor elkaar onder in geestdrift. "Een heerlijk molentje voor mij", zegt Ko in Spui. "Niet te groot en da's maar goed ook, want het iedere keer op de wind kruien van die wieken is zwaar werk, hoor." Hij laat de baard zien, het naambord net onder het kruispunt van de wieken.
Eben Haëzer, anno 1807 staat erop. Tot hiertoe heeft de Heer ons geholpen, betekent het, maar de overlevering wil dat Spui de molen toch vooral te danken heeft aan Napoleon. De keizer zou er op één van zijn vele reizen langs gekomen zijn en de bouw bevolen hebben, dwars tegen het verzet uit Axel in.
Op dit molenbergje demonstreren vader en zoon ook de Cappon-methode om de windrichting te bepalen. "Wij steken geen vinger in de lucht, maar laten een zakdoek wapperen. Of je klopt het stof van je ketelpak en kijkt in welke richting het wordt weggeblazen. Geen andere molenaar doet het zo."
Dat je in dit vak geen hoogtevrees moet hebben, blijkt vooral als we voor Axels stadsmolen staan, de na 92 (!) jaar verval en stilstand fraai opgelapte, grote stellingmolen - zo een met een omloop - uit 1750. Er is maar één manier om de wieken met het zeil te bespannen: er tot het hoogste punt in klimmen. "Mijn broer klom dan nog verder, tot in het puntje van de bovenste wiek. Dan kon je Gent zien liggen."
Ook verder heeft de molenaar geen ongevaarlijk vak. Op de kruip-door-sluip-door-zolders vol uitstekende delen heb je zo je hoofd gestoten. Of anders kukel je wel van de smalle trapjes, door één van de openstaande luiken. Zo komt het een leek voor. Maar ook veilig werken lijkt bij de Cappons genetisch bepaald. Vader noch zoon heeft ooit een ongeluk gehad. "Ook verder heb ik er in de familie nooit over gehoord", zegt Ko.
Sander, de achtjarige zoon van Jan Arij, is mee op deze excursie. Hij weet de weg al, kent de gebruiken, geniet merkbaar van de expeditie naar de kap. Is hij de zesde generatie van de molenaarsdynastie Cappon? "Je moet het afwachten, maar nu heeft hij in ieder geval grote belangstelling", klinkt het hoopvol.